Interview met journalist & verslaggever Lidwien Gevers

Ze woont al dertig jaar in Utrecht, maar Lidwien Gevers (59), die als verslaggever van het NOS Journaal overal komt en veel ziet, voelt zich dáár nog steeds thuis: in Brabant. Een gesprek over opgroeien in Eersel, er wel of niet bijhoren, eeuuuul zeggen in plaats van uil en de gang van zaken achter de schermen van het Journaal.
Interview: Manon Wigny. Fotografie: NOS (actuele portretten) en privé-archief

Het is stil in het restaurant. Het is nog vroeg, de meeste zaken in het centrum van Utrecht zijn nog niet eens open. Lidwien Gevers (59) heeft een volle agenda. Deze maandag heeft ze later dienst, van 12 tot 21 uur. Ze hoeft niet zo nodig in de schijnwerpers – dit is haar eerste gedrukte interview ooit – maar toen ze per mail het verzoek kreeg voor dit gesprek, antwoordde ze droogkomisch: ‘Voor Brabant doe ik alles.’ Bij een cappuccino haalt ze herinneringen op.

‘Van mijn zesde tot mijn elfde woonden we in Riethoven, een dorp bij Eersel, waar ik daarvoor woonde. Mijn vader had in de avonduren een boerderij opgeknapt. We woonden daar heel achteraf, buiten het dorp. Het was een paradijs op aarde. Als het over mooie herinneringen aan Brabant gaat, moet ik daar meteen aan denken. Aan bramen plukken, hutten bouwen, kransjes vlechten van bosviooltjes – zijn die er nog? In de zomer zette mijn vader een advertentie: ‘wiens bos kan ik uitdunnen in ruil voor het hout?’ Wij, mijn jongere broer en zus en ik, gingen dan mee. Een zorgeloze tijd. We kregen een eigen moestuintje waarin we radijzen en zo zaaiden. Ik heb het in de loop der jaren waarschijnlijk flink geromantiseerd, maar zo zit het in mijn herinnering. Ik heb lang gedacht: ik ga terug. Ik woon al dertig jaar in Utrecht, maar mijn affiniteit met Brabant is nog groot. Ik kom er graag. De mentaliteit daar is de mijne. Ik voel me er nog steeds thuis. Mijn moeder overleed elf jaar geleden, mijn vader eind 2022. Hij was 91, het was goed. Maar toen realiseerde ik me opeens dat ik steeds minder in Brabant te zoeken heb. En dat voelt gek.’

Hartverscheurend

Er was wel ruis in het paradijs: ‘Mijn moeder kon niet goed tegen de stilte. Ze was een mensenmens, ze wilde op straat een praatje kunnen maken. In Riethoven zat ze de hele dag tegen het achterste van ‘n perd aan te kijken. Er kwam hooguit een tractor voorbij.  Ik ben Brabantser dan Brabants; mijn ouders waren het en hun ouders ook. En toch hoorden we er voor mijn gevoel nooit echt bij. Dat kwam denk ik ook doordat mijn vader leraar Nederlands was op een middelbare school. In die tijd was je dan nog een soort geleerde. Dat mixte gewoon niet zo. Wij mochten geen stripboeken lezen, dat vond hij niks. Ik heb met plezier veel boeken gelezen. Dat was belangrijk bij ons thuis.’ Het gezin verhuisde terug naar Eersel toen Lidwien elf was. ‘Mijn moeder was ziek. Het openbaarde zich toen ik zes was, we waren net verhuisd. Ze had een bipolaire stoornis. Vroeger noemden ze dat manisch depressief.

Verder lezen?  Je leest het in Brabeau 1-2024. Deze bestel je hier!

Wil jij geen enkele editie missen?Abonneer je dan nu op Brabeau!

Wil je op de hoogte blijven van de leukste artikelen? Volg Brabeau op Instagram, Facebook.

Wil jij geen enkele editie missen? Abonneer je dan nu op Brabeau!

Wil je op de hoogte blijven van de leukste artikelen? Volg Brabeau op Instagram, Facebook.