Goed gesprek met Jeroen Thijssen

Hij schreef jarenlang over voedsel voor dagblad Trouw en publiceerde meerdere romans en non-fictie boeken. Ondanks het feit dat hij na bijna veertig jaar aardig wortel heeft geschoten in Den Bosch, klinkt hij nog behoorlijk westers. Jeroen Thijssen (64) over de smaak van stadsduif, zijn bezoeken aan de Zoete Moeder en zijn nieuwste boek dat zijn zwak voor outsiders verraadt.
Tekst: Manon Wigny | Beeld: Inigo Garayo en privé-archief

Jeroen Thijssen (Haarlem, 1959), schrijver van fictie en non-fictie, journalist en leraar. Als bestuurslid van de Auteursbond zet hij zich in voor de belangen van schrijvers en vertalers. Thijssen werkt als docent bij Fontys Hogeschool van de kunsten (Tilburg) en bij de Schrijversvakschool (Den Bosch en Amsterdam). Eerder was hij werkzaam als journalist, onder andere bij dagblad Trouw, voor het tv-programma Kassa, Het Brabants Dagblad en het radioprogramma Dit is de Dag. Jeroen studeerde geschiedenis en journalistiek.

Hij zit aan het raam in restaurant De Garage in Den Bosch, de plek waar hij wilde afspreken. Schrijver Jeroen Thijssen (64) groeide op in Haarlem en verhuisde op z’n 26ste naar Den Bosch, waar hij nog steeds woont. 

‘De studie Nederlands bleek niet wat ik zocht. Ik wilde schrijven en dat leerde ik er niet. Toen werd het de Academie voor de Journalistiek in Tilburg. Mijn vriendin wilde liever in Den Bosch wonen en dat leek mij ook wel wat. Nu voelt het als thuis, ik hoef hier niet meer weg.’  Na verschillende werkplekken belandde hij bij landelijk dagblad Trouw, waar hij vijftien jaar free lance culinair journalist was. ‘Ik schreef geen recepten en ik recenseerde geen restaurants, maar verder schreef ik over alles wat met voeding te maken had. Ontzettend leuk en interessant. De liefde voor het onderwerp werd er met de paplepel ingegoten. Mijn ouders hielden allebei erg van koken. Mijn vader kwam uit een steng protestants gezin. Zijn moeder, mijn grootmoeder dus, vond alles wat de zintuigen prikkelde, een zonde. Zodoende moest mijn vader van mijn moeder leren – zij was van katholieke huize – dat eten lekker kon én mocht zijn. Mijn twee jaar jongere broer en ik groeiden daar nadrukkelijk mee op. Ik denk dat ik acht was toen ik mayonaise leerde maken, niet echt doorsnee. We waren sowieso een beetje een afwijkend gezin. Mijn ouders praktiseerden hun geloof niet meer vanaf het moment dat ze samen waren. Mijn vader was docent biologie op een middelbare school, maar hij had eigenlijk kunstenaar willen worden. Hij zat altijd te borduren of iets anders creatiefs en dat deden wij dan ook. Het ging niet zoveel verder dan dat, hoor. Vrije seks en zo kwam er niet bij kijken. Ze waren ook niet per se links. Het waren heel leuke ouders. Mijn vader is overleden, mijn moeder leeft nog.’ 

Liefde voor de natuur

‘Ik groeide op in Bloemendaal, het grootste kakdorp van Nederland, al woonden wij in een heel normaal rijtjeshuis. Mijn vader besmette mij met zijn liefde voor de natuur, maar ook met zijn liefde voor het lesgeven. Ik ben nu zelf docent, aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten in Tilburg en aan de Schrijversvakschool (met leslocaties in Amsterdam en Den Bosch, red). Als ik niet zo nodig boeken moest schrijven, dan was ik eerder  leraar geworden. Ik vind het heerlijk om te doen. Dingen die ik graag doe, schrijven en lesgeven bijvoorbeeld, daar kan ik me goed op concentreren. Verder ben ik nogal chaotisch. En eigenwijs. Ik spijbelde nooit van school, maar ik maakte ook nooit huiswerk. Ik was veel buiten na school; fietsen, met de verrekijker van mijn vader de natuur in. En ik speelde tot mijn zestiende waterpolo. Ik vond dat ik het veel te druk had voor huiswerk. Ik deed ook niet alsof ik het wél gemaakt had. Als ik wist dat het gecontroleerd zou worden, dacht ik: eens kijken wat er gebeurt. Ik heb altijd wat moeite gehad met autoriteiten. Ik begon op het VWO, toen MAVO, daarna HAVO en uiteindelijk heb ik het avond-Atheneum afgerond.’ Na de journalistiekopleiding studeerde Jeroen nog geschiedenis in de avonduren. ‘Ik wilde graag een historische roman schrijven, dat leek me dus nuttig. En ik ben altijd geïnteresseerd geweest in geschiedenis, het was geen straf.’ De historische roman kwam er, met lovende kritieken: Solitude, een Indische familiegeschiedenis (2014). 

Historie en het culinaire kwamen samen in het boek Puntneuzen en kersenpitten – verhalen en recepten uit de keuken van Jeroen Bosch (2016).  Het bestaat uit achtergrondinformatie over de 16de eeuwse Bossche keuken, authentieke recepten, maar óók verhalen over markante Bossche figuren uit die tijd. Het bevat bijvoorbeeld een op historische feiten gebaseerde vertelling over Erasmus die korte tijd in de Brabantse hoofdstad woonde. Jeroen schreef de verhalen. ‘Op dat boek ben ik ook echt trots. En de vormgeving heeft niet voor niets een prijs gewonnen, het is ontzettend mooi uitgegeven door Uitgeverij Loopvis.’ Het gesprek komt op zijn voorliefde voor koken met pure ingrediënten. ‘Mijn volkstuin moet gesaneerd worden. Er blijkt gif in de grond te zitten. Dat betekent: dit jaar geen oogst uit eigen tuin. Ik moet het zonder mijn asperges en mijn aardbeien doen. Dat proef je goed, hoor, het verschil. Commerciële oogst maakt bijvoorbeeld gebruik van bodemwarmte om asperges sneller te laten groeien. Aan die van mij zit veel meer smaak. Ik fiets nog steeds  iedere dag langs, even kijken. Ik mis mijn tuin. Maar ik ben ook alweer plannen aan het maken voor een nieuwe.’ 

Verder lezen? Dat kan in Brabeau editie 2 2024 en koop je hier.

Wil jij geen enkele editie missen? Abonneer je dan nu op Brabeau!

Wil je op de hoogte blijven van de leukste artikelen? Volg Brabeau op Instagram, Facebook.

Wil jij geen enkele editie missen? Abonneer je dan nu op Brabeau!

Wil je op de hoogte blijven van de leukste artikelen? Volg Brabeau op Instagram, Facebook.