Interview met natuurmens Frans Kapteijns

Hij was bij Natuurmonumenten de man die het publiek inspireerde en informeerde. Frans Kapteijns was lang de boswachter met de meeste volgers op Twitter en Facebook. Sinds 2016 is hij met pensioen. ‘Maar ik ben niet gestopt, hè.’  Hij is nog steeds actief, bij Omroep Brabant en daarbuiten. Natuurmens Frans aan het woord over zijn jeugd, zijn bucketlist, het fenomeen bosbaden en meer.
Interview: Manon Wigny. Fotografie: privé-archief, Manon Wigny (actuele portretten)

De ruime twee-onder-een-kapper wordt aan het zicht onttrokken door een groene voortuin. Later zal Frans Kapteijns vertellen dat dit niet is om pottenkijkers te weren. Natuurlijk niet. ‘Dat doe ik voor de biodiversiteit. Vogels verstoppen zich in de ligusterhaag. En als die bloeit, zoemt het hier volop.’  

Frans werd geboren in het ziekenhuis in ‘s-Hertogenbosch, maar groeide op in het buitengebied van Sint-Michielsgestel, naast Villa Hemelrijk. ‘Opa was boer en liet op zijn grond een huis bouwen voor zijn kinderen, toen heel gebruikelijk. Wij, mijn ouders, mijn jongere zusje Ria en ik, woonden recht tegenover de boerderij in een klein huis. Het was heerlijk, ik kon daar zo het veld in. Er waren geen buren, behalve vlak naast ons tante Jet en ome Toon. Die hadden dochters die gek waren op Elvis Presley. Ik sliep in het opkamertje en een van die dochters sliep aan de andere kant. De muren waren toen nog heel dun. Ze draaide de hele dag Muss i denn. Ik heb nog heel lang een hekel gehad aan Elvis, haha. Overigens: de veldrijdfamilie Groenewoud woonde even verderop.‘ Frans is ruimhartig in het delen van verhalen. Hij geniet zichtbaar. 

De leeuwerik

‘Menneke, wat wilde gij later worden?’ vroeg mijn opa toen ik zeven was. Ik zei: ik wil boswachter worden. Ik heb hem jammer genoeg niet meer kunnen vertellen dat ik het inderdaad geworden ben. Ik herinner me de tijd in Sint-Michielsgestel als een periode vol vrijheid. Opa kwam me wel eens halen, dan zei hij: ’Kom menneke, we gaan samen naar de leeuwerik luisteren.’ We lagen op onze rug in het veld. Hij had er gevoel voor. Het zit in de genen, want mijn vader nam mij ook mee de natuur in. Hij was net als ik IVN-gids. Opa bedacht zijn eigen namen voor planten en vogels aan de hand van uiterlijke kenmerken. Als de bonte bessenvlinder op een blaadje zit, lijkt het wel wat op vogelpoep en dus noemde hij die de poepvlinder. Een merel noemde hij een zwarte lijster en echte kamille was de theebloem.  Mijn vader leerde me de juiste namen.’ De vrijheid moest wijken voor iets dat voelde als een drukke stad. ‘Op mijn zevende verhuisden we naar Vught, naar een blokkendoos in de Adriaan Poortersstraat, een gloednieuw rijtjeshuis. Ik vond het aanvankelijk helemaal niks. Een klein geluk: er was een braakliggende open vlakte naast ons woonblok, grond die nog bebouwd moest worden. En aan de andere kant van de Molenstraat was een gigantisch moerassig gebied. Ook leuk om in te spelen. En dat heb ik volop gedaan. Het viel uiteindelijk dus wel mee, maar ik had veel tijd nodig om te wennen.’  

Verder lezen?  Je leest het in Brabeau 4-2024. Deze bestel je hier!

Wil jij geen enkele editie missen? Abonneer je dan nu op Brabeau!

Wil je op de hoogte blijven van de leukste artikelen? Volg Brabeau op Instagram, Facebook.