In deze nieuwe serie verkennen we de natuur om het huis. Daarin valt verrassend veel te ontdekken; het bijzondere is dichterbij dan we soms denken. In deze aflevering richten we onze blik op de tuinvogels. We wandelen door de ideale tuin, nemen de nieuwste inzichten en adviezen van de Vogelbescherming mee, en doen verslag van wat er zoal gebeurt in het voorjaar.
Tekst: Manon Wigny Beeld: Shutterstock.com
Als je veel vogels in je tuin wil hebben, dan moet je voor voedsel zorgen. En dat komt bij voorkeur niet uit de winkel, maar uit de tuin zelf. Zorg voor variatie in alles: zonnige en beschaduwde plekken, keurig gemaaid en ronduit rommelig, verschillende planten en struiken. De weelderige klimplanten die hier tegen schutting en muur groeien nemen weinig plaats in beslag en zijn erg geliefd bij insecten en vogels. Zorg dus ook voor variatie in hoogte. De heggenmus is een typische scharrelaar op de grond, die zoekt in dat stapelmuurtje naar insecten en spinnetjes.’ Minke Greve, vogelconsulent in Brabant voor de Vogelbescherming wijst op het lage stapelmuurtje tussen het gazon en de iets verhoogde border. Het bestaat uit eenvoudige trottoirtegels die losjes gestapeld zijn. ‘Leuk! En ontzettend nuttig, want in zo’n muurtje zitten allerlei openingen waarin zich beestjes nestelen, voor vogels heel interessant. De roodborst en het winterkoninkje zul je hier zeker ook tegenkomen. Die eerste doet nu flink z’n best om z’n territorium te beschermen, let er maar eens op hoe hij z’n borst opzet en prachtig parelend zingt.’ Minke heeft de app Vogelzang van de KNNV om vogelgeluiden thuis te kunnen brengen. ‘Dit noem ik de herriemaanden. Er wordt nu flink gezongen – ze lokken een partner of verdedigen hun territorium bijvoorbeeld. Door de vogels die er ook in de winter waren én door de vogels die één voor één terugkomen uit het zuiden: trekkers als de fitissen en de tjiftjaffen.’
Ook in kleinere tuinen
Een tuin hoeft niet groot te zijn om er te ervaren wat je ook in de ‘grote’ natuur tegenkomt. Je kunt een hoop doen om je eigen natuurgebiedje te realiseren. Wat meteen opvalt als je de tuinpoort van de ideale vogeltuin door bent, is dat je het geheel niet in één keer kunt overzien. De afmeting is redelijk doorsnee: vijftien bij acht meter, maar de tuin lijkt veel groter. Simpelweg omdat er veel afwisseling is, ook in hoog en laag. Er staat een appelboom in de hoek bij de poort. Er is een klein gazon waarnaast een meidoorn groeit. De schuur is haast onzichtbaar door de wirwar van klimplanten – merels verstoppen zich er graag in – en een struikklimop. De composthoop en de afvalbakken worden aan het oog onttrokken door een beukenhaag. Er is hier veel te zien. ‘Bomen zijn belangrijk. Er zijn veel soorten die geschikt zijn voor kleinere tuinen. Zie je de koolmees? Het is een echte jongleur, die bungelt zelfs ondersteboven aan de takken, terwijl de lichtere pimpelmees aan twijgen hangt. Ze vinden daar van alles te eten. Als je een boom kiest met bloesem en bessen maak je het feest nog groter voor ze.’ Een boom biedt ook nestmogelijkheden. ‘Ja, deze meidoorn is wat compacter gehouden – ieder jaar de uitstekende twijgen wat inkorten – waardoor hij ideaal is als verstop-, slaap- of nestplek. Hetzelfde geldt voor hagen en wat dichtere struiken. In de klimmende passiebloem heeft vorig jaar de tjiftjaf gebroed.’
Verder lezen? Je leest het in Brabeau 1-2024. Deze bestel je hier!