Om het huis valt verrassend veel te ontdekken; de natuur is dichterbij dan we denken. In deze aflevering richten we onze blik op de egels. Je hoort ze vaak in de schemering scharrelen in het struikgewas. Het zijn vriendelijke tuinbezoekers die nuttig zijn: ze smullen van slakken en insecten. Maak het ze naar de zin, ze kunnen een hand hulp goed gebruiken.
Tekst: Manon Wigny. Beeld: Shutterstock.com.
Als de gemiddelde dagtemperatuur onder de tien graden daalt, gaat een egel in winterslaap. Dat zou nu zo ongeveer het geval moeten zijn. Maar met de schommelingen in de temperatuur, met soms opvallend warme periodes in het late najaar, zien we zelfs in de wintermaanden nog wel eens een egel rondlopen. Het kan geen kwaad om een handje te helpen bij het kweken van een vetreserve om de winter door te komen. Daarover later meer.
Prehistorisch
De egel is een zoogdier. Het komt voor in een groot deel van West-Europa; van Noord- Brabant, tot Noordwest-Rusland, in Ierland en Groot-Brittannië, maar ook in het zuiden van Europa. In Oost-Europa leeft de nauw verwante Oost-Europese egel. De bekendste bijzonderheden: ze zijn bedekt met stekels – op hun buik en hun snuit zijn ze behaard – en ze rollen zich op bij gevaar. Hun ogen zijn klein en donker, hun snuit is slank en puntig, perfect voor het doorgraven van de grond op zoek naar voedsel. Ze hebben een kleine staart die verborgen zit tussen de stekels. De oren zijn klein en ook nauwelijks zichtbaar. Egels zien slecht, maar hun hun reukvermogen en gehoor zijn uitstekend. Ze kunnen hun voedsel, jongen en soortgenoten op afstand ruiken. Hun gehoor is zo gevoelig dat ze ineen kunnen krimpen bij klikkende of piepende geluiden. Egels hebben een goed geheugen als het gaat om hun leefgebied. Ze kunnen hun weg terugvinden naar hun nest, zelfs als ze een aanzienlijke afstand hebben afgelegd. En ze maken verschillende geluiden om te communiceren, waaronder snuiven, grommen en piepen. Ze gebruiken deze geluiden vooral tijdens de paartijd of wanneer ze zich bedreigd voelen.
Fossiele vondsten wijzen erop dat er al egels voorkwamen in de prehistorie. De exemplaren die we vandaag de dag tegenkomen, hebben kenmerken die onveranderd zijn gebleven sinds die tijd, zo’n dertig miljoen jaar geleden. Ze leven aan de randen van bossen, in parken en dichtbegroeide tuinen. Het zijn schemer- en nachtdieren, ze zijn dus voornamelijk in het donker actief. Ze leggen grote afstanden af op zoek naar voedsel, soms wel een kilometer per nacht. Het gemiddelde leefgebied van een egel kan variëren van tien tot vijftig hectare, afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel, schuilplaatsen en andere omgevingsfactoren.
Verder lezen? Je leest het in Brabeau 4-2024. Deze bestel je hier!